Volgens de Hoge Raad is de 30%-regeling terecht beëindigd wanneer tussen twee dienstbetrekkingen in meer dan drie maanden niet gewerkt wordt, ongeacht de reden daartoe.
De procedure betrof een ingekomen werknemer die tijdens de looptijd van de 30%-regeling ontslag nam bij zijn werkgever en vervolgens na vijf maanden elders aan het werk ging. In de tussenliggende periode was de werknemer op zoek gegaan naar andere woonruimte.
De 30%-regeling is een bijzondere regeling voor belastingvrije vergoeding van kosten van huisvesting buiten het land van herkomst. De regeling is op verzoek van toepassing op werknemers die uit het buitenland afkomstig zijn. Voorwaarde is dat zij beschikken
over een op de Nederlandse arbeidsmarkt schaarse deskundigheid. De regeling houdt in dat 30% van de totale beloning belastingvrij kan worden betaald. Bij verandering van werkgever kan de 30%-regeling worden voortgezet, mits binnen drie maanden na de beëindiging
van de eerste dienstbetrekking een nieuwe is gestart. Bij een langere periode tussen twee dienstbetrekkingen beschikt de werknemer kennelijk niet meer over een schaars aanwezige deskundigheid.
De werknemer in kwestie voldeed niet aan deze voorwaarde. De 30%-regeling laat geen ruimte om voor een zelfgekozen periode niet beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt. De werknemer voerde aan dat hij die periode had gebruikt om te zoeken naar woonruimte.
Nadat hij geschikte woonruimte had gevonden, had hij binnen drie maanden een andere functie gevonden. Eerder in de procedure vonden de rechtbank en het hof niet aannemelijk dat de werknemer niet naast het zoeken naar woonruimte naar een nieuwe functie had
kunnen zoeken. Het hof voegde daaraan toe dat de termijn van drie maanden niet inhoudt dat voldoende is dat minder dan drie maanden naar een andere functie is gezocht.