Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU moet iedere dienst voor de omzetbelasting als een afzonderlijke prestatie worden beschouwd. Die opvatting heeft het Hof van Justitie EU genuanceerd door te bepalen dat een dienst die economisch gezien
één dienst is, niet kunstmatig uit elkaar moet worden gehaald. Vanuit het gezichtspunt van de modale consument moet worden beoordeeld of een prestatie van een ondernemer meerdere diensten omvat of uit één enkele dienst bestaat.
De rechtbank Gelderland heeft onlangs geoordeeld dat een combikaart, die het recht geeft om te parkeren en aansluitend tegen een gereduceerd tarief gebruik te maken van het openbaar vervoer, uit twee prestaties bestaat. Het parkeren en het openbaar vervoer
zijn niet zo nauw met elkaar verbonden dat er voor de omzetbelasting één niet te splitsen vervoersdienst is. Zou het geheel zijn aan te merken als openbaar vervoer, dan was het lage omzetbelastingtarief van toepassing.
Volgens de rechtbank is het bieden van parkeergelegenheid de hoofddienst. De modale consument komt met de auto naar de stad en koopt een combikaart om een dure parkeerplaats in het centrum te vermijden. De mogelijkheid om vrijwel kosteloos gebruik te maken
van het openbaar vervoer maakt het parkeren aantrekkelijker. Parkeren valt onder het normale tarief voor de omzetbelasting. Omdat parkeren de hoofddienst vormt en het openbaar vervoer niet meer is dan een bijkomende dienst, is op de totale vergoeding het normale
tarief van toepassing.