Bij de invoering van de Wet IB 2001 is ook de regeling van de landbouwvrijstelling gewijzigd. Sindsdien is de winst op in een landbouwbedrijf gebruikte grond vrijgesteld, voor zover de winst is toe te rekenen aan de stijging van de waarde in het economische
verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB). De vrijstelling geldt niet voor zover de waardestijging is ontstaan in de uitoefening van het bedrijf.
Een melkveehouder verkocht in 1998 grond met uitgestelde levering. De melkveehouder verantwoordde de bij de verkoop behaalde winst in 2008, het jaar van de levering. Gevolg was dat de nieuwe landbouwvrijstelling van toepassing was, aangezien er bij de invoering
daarvan geen overgangsrecht is getroffen. Van de behaalde boekwinst bij verkoop van € 215.000 was maar een bescheiden deel vrijgesteld. Bepalend was de WEVAB ten tijde van de verkoopovereenkomst. Deze bedroeg € 47.250. De boekwaarde bedroeg € 18.730, zodat
€ 28.520 was vrijgesteld.
De melkveehouder meende dat de oude landbouwvrijstelling van toepassing was omdat hij de winst ook in 1998 had kunnen verantwoorden. Uitstel van winstneming zou er niet toe mogen leiden dat hij slechter af was. De rechtbank deelt die visie niet. De levering
was volgens de koopovereenkomst afhankelijk van wijziging van de bestemming van de grond. Realisering van de bestemmingswijziging was volgens de rechtbank in 1998 onzeker en dus zou winstneming in 1998 in strijd met goedkoopmansgebruik zijn geweest. De overeenkomst
was onder ontbindende voorwaarden aangegaan. Het belang bij de waardeverandering van de grond ging de melkveehouder vanaf de koopovereenkomst niet meer aan. Wijzigingen in de WEVAB na het sluiten van de overeenkomst kwamen ook niet meer voor rekening en risico
van de melkveehouder.