Verhuur is in de regel een passieve activiteit die alleen verband houdt met het tijdsverloop. Het passieve karakter gaat verloren wanneer de activiteit ook andere elementen omvat die meer bepalend zijn voor het karakter dan de enkele verhuur. Er moet onderscheid
gemaakt worden tussen zaakgerelateerde handelingen die een verhuurder normaal gesproken verricht en handelingen die worden verricht om een specifiek gebruik van de onroerende zaak door de huurder mogelijk te maken. Deze laatste handelingen kunnen een belangrijke
toegevoegde waarde hebben voor de huurder en bepalend zijn voor de kwalificatie van de activiteit.
Hof Den Bosch oordeelde in een procedure dat de diensten die een verhuurder verrichtte naast de enkele verhuur van bijkomende aard waren. Daarmee gingen deze diensten op in de vrijgestelde verhuur van de onroerende zaak. De Hoge Raad heeft de uitspraak van
het hof vernietigd. Als het hof bedoelde dat de overige diensten van de verhuurder nooit bepalend zouden kunnen zijn voor de kwalificatie van de activiteit, getuigt dat van een onjuiste rechtsopvatting. Mocht het hof van de juiste rechtsopvatting zijn uitgegaan,
dan had het hof zijn oordeel dat slechts sprake was van passieve terbeschikkingstelling, gelet op de aard van de overige diensten, nader moeten onderbouwen. Hof Arnhem-Leeuwarden moet de kwalificatie van de diensten nader onderzoeken.