Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de waarde van een onroerende zaak gelijk aan de betaalde koopsom wanneer de aankoop kort na de waardepeildatum voor de WOZ plaatsvindt. Onder omstandigheden kan dat anders zijn, bijvoorbeeld omdat de transactie
plaatsvindt tussen gelieerde partijen. Degene die zich in een procedure op dergelijke omstandigheden beroept, zal aannemelijk moeten maken dat de koopsom niet die waarde weergeeft.
Hof Arnhem paste deze jurisprudentie ook toe in een procedure tussen verkoper en de gemeentelijke heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van een verkochte woning. Uitgangspunt was dat de ontvangen verkoopsom de waarde van de woning vertegenwoordigde. De gemeentelijke
heffingsambtenaar moest aannemelijk maken dat de waarde afweek van de verkoopprijs. De woning was getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde per 6 juli 2012 van € 225.000. De woning werd te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 249.000. Uiteindelijk werd
de woning in december 2012 verkocht voor € 223.000. De WOZ-waarde met als waardepeildatum 1 januari 2011 was na bezwaar vastgesteld op € 282.000. De heffingsambtenaar meende dat de koopsom niet de waarde van de woning vertegenwoordigde omdat de woning sneller
dan gebruikelijk was verkocht. Hof Arnhem deelde deze opvatting van de heffingsambtenaar niet. De woning was op de vrije markt te koop aangeboden en er was met meerdere potentiële kopers onderhandeld over verkoop. De gehanteerde vraagprijs was volgens het
hof niet te laag gezien de taxatie. Rekening houdend met de opgetreden waardedaling van woningen vond het hof een WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2011 van € 250.000 reëel.