De in- en verkoop van enkele motorboten als nevenactiviteit heeft fiscale gevolgen gehad voor een ondernemer. Aan de drie vereisten voor een bron van inkomen was voldaan. Er was sprake van deelname aan het economisch verkeer, met het oogmerk om voordeel
te behalen en de verwachting dat het voordeel zou worden behaald. De rechtbank vond niet aannemelijk dat de transacties in de privésfeer plaatsvonden, gezien het korte tijdsverloop tussen de verschillende aan- en verkopen. De verkoper van de boten voerde tevergeefs
aan dat hij de boten uit liefhebberij had gekocht en weer verkocht als hij een andere boot wilde. Niet alleen werd een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd waarbij de opbrengst van de verkopen als resultaat uit werkzaamheid werd aangemerkt, maar
ook werd een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. De rechtbank vond dat sprake was van ondernemerschap voor de omzetbelasting, omdat zelfstandig een economische activiteit werd verricht. Een van de argumenten daarvoor was dat de verkoper reclame had
gemaakt voor de boten op het internet.