Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die andere ondernemers in rekening hebben gebracht. Voorwaarde voor het recht op aftrek van deze voorbelasting is dat de geleverde goederen of diensten door de ondernemer voor belaste prestaties worden
gebruikt. Een enkele factuur op naam van de onderneming is niet altijd voldoende, zo wordt duidelijk uit de volgende casus.
Een BV kocht een nieuwe auto. De op de factuur in rekening gebrachte omzetbelasting verwerkte de BV als aftrekbare voorbelasting. De auto werd niet geactiveerd op de balans van de BV. De BV verrekende de koopsom van de auto in rekening-courant met de dga.
De BV hield geen rekening in de loonbelasting met een bijtelling voor privégebruik. Wel werd een correctie voor privégebruik in de omzetbelasting aangegeven. De dga declareerde zijn zakelijk gereden kilometers bij de BV tegen een vergoeding van € 0,19. Hof
Den Bosch was van oordeel dat de auto direct na de levering aan de BV was doorgeleverd aan de dga. De Belastingdienst heeft terecht een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd om de eerdere aftrek van voorbelasting te corrigeren. De inspecteur voerde in
de procedure voor het hof aan dat deze situatie vergelijkbaar was met aankoop van de auto door de dga zelf. In dat geval zou minder omzetbelasting zijn betaald dan het bedrag van de naheffingsaanslag. De inspecteur vond het redelijk om de naheffingsaanslag
daarom te verminderen.