Een dga moet per jaar ten minste een bedrag van € 44.000 aan salaris ontvangen. Wanneer het gebruikelijke salaris, dat is het salaris dat iemand die geen dga is in een soortgelijke dienstbetrekking verdient, meer dan 30% hoger is, moet het salaris van de
dga worden gecorrigeerd tot het niet meer dan 30% afwijkt van het gebruikelijke salaris.
Als het werkelijk betaalde salaris van de dga hoger is dan het hiervoor genoemde normbedrag, moet de Belastingdienst aannemelijk maken dat het gebruikelijke salaris hoger is.
In een voorkomend geval slaagde de Belastingdienst er niet in om dat aannemelijk te maken. Er was geen onderzoek gedaan naar vergelijkbare functies in de markt. De Belastingdienst had met toepassing van de zogenaamde afroommethode berekend dat het salaris
dat de BV aan de dga betaalde moest worden aangepast. De afroommethode is een manier om het salaris van een dga vast te stellen als de opbrengsten van de BV geheel voortvloeien uit de arbeid van de dga. De afroommethode is niet bedoeld om het bewijs van ongebruikelijkheid
van het betaalde salaris te leveren. De dga had gegevens overgelegd waaruit bleek dat het gebruikelijke salaris varieerde van € 30.000 tot € 69.000 per jaar, afhankelijk van opleiding en ervaring. Het door de BV aan de dga betaalde salaris week minder dan
30% af van deze bedragen.