Tijdens een periode van schorsing van het kenteken van een auto hoeft geen motorrijtuigenbelasting (MRB) te worden betaald en hoeft de auto ook niet verzekerd te zijn. Voorwaarde voor toepassing van de schorsingsregeling is dat de auto niet op de openbare
weg komt. Niet alleen rijden met de auto is verboden, ook parkeren op de openbare weg is niet toegestaan. Wordt geconstateerd dat een geschorst voertuig zich op de openbare weg bevindt, dan volgt een naheffingsaanslag MRB met boete.
Iemand verkocht zijn auto terwijl het kenteken was geschorst. De verkoop vond plaats op 27 februari 2011. Op dezelfde dag nam de koper de auto op een oplegger mee. De schorsing van het kenteken werd echter niet opgeheven. Het kenteken werd pas op 12 maart
2011 overgeschreven op naam van de koper. Op 2 maart 2011 constateerde de Belastingdienst dat de auto op de openbare weg geparkeerd stond. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag MRB en een boete op aan de verkoper. Dat de auto in een periode van schorsing
op de openbare weg had gestaan was niet in geschil. De Belastingdienst had terecht motorrijtuigenbelasting nageheven. De Wet MRB kent niet de mogelijkheid om een naheffingsaanslag te matigen afhankelijk van de mate van het gebruik van de weg in een periode
van schorsing. De naheffingsaanslag bleef daarom in stand.
De Belastingdienst had de boete na bezwaar verminderd van € 888 (100% van de nageheven belasting) naar € 444. Het enkele niet voldoen aan de voorwaarden van de schorsingsregeling rechtvaardigt in beginsel een boete van 100%. De mate van schuld en opzet of
de duur van het niet voldoen aan de voorwaarden spelen geen rol voor de hoogte van de boete. In dit geval werd de boete verminderd tot 50% omdat de auto door de nieuwe eigenaar buiten het gezichtsveld van de verkoper op de openbare weg was geplaatst. Er was
geen sprake van afwezigheid van alle schuld, aangezien de verkoper had kunnen zorgen voor opheffing van de schorsing of voor het overschrijven van het kenteken voordat hij de auto aan de koper meegaf. De rechtbank zag geen aanleiding om de boete verder te
verminderen, afgezien van een beperking met 5% tot € 421 omdat de redelijke termijn van behandeling van de zaak was overschreden.
Hof Amsterdam oordeelde in hoger beroep dat terecht een boete aan de verkoper was opgelegd. Door de auto aan de koper mee te geven heeft de verkoper het risico genomen dat de koper zich niet aan de schorsingsvoorwaarden zou houden. Omdat het feit dat aanleiding
vormde voor de boete uit het zicht van de verkoper had plaatsgevonden vond het hof een boete van € 250 volstaan, mede gelet op de lange duur van de procedure.