Dga van Belgische bvba

Bron: Hoge Raad | 06-07-2017

Volgens de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad (A-G) mag Nederland belasting heffen over het salaris van een in België wonende dga van een naar Belgisch recht opgerichte bvba, die in Nederland werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse bv. De werkzaamheden
werden feitelijk verricht door de dga van de bvba. De dga werd in België betrokken in de heffing van de personenbelasting. De A-G is van mening dat de fictiefloonregeling van de Nederlandse loonbelasting kan worden toegepast.

Op grond van het belastingverdrag met België mag Nederland belasting heffen over het inkomen van een inwoner van België wanneer hij in een kalenderjaar ten minste 183 dagen in Nederland heeft verbleven. Volgens de A-G gaat het daarbij niet alleen om werkdagen,
maar ook om andere dagen waarop een werknemer fysiek aanwezig is in de werkstaat. Of aan deze eis is voldaan hebben de rechtbank en het hof niet vastgesteld. Deze beide instanties hebben alleen het aantal werkdagen van de dga vastgesteld. Dat aantal was minder
dan 183 dagen. Op dit punt concludeert de A-G tot verwijzing om het aantal verblijfsdagen in Nederland vast te stellen.

Volgens de A-G moet onder het begrip loon het loon voor de loonbelasting worden verstaan. Het fictieve loon maakt deel uit van het loonbegrip. De fictiefloonregeling is van toepassing op een werknemer met een aanmerkelijk belang in de zin van de Wet IB 2001.
De aanmerkelijkbelangregeling is van toepassing op belangen in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. De A-G is van mening dat noch uit de wettekst, noch uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het moet gaan om
een vennootschap naar Nederlands recht. Ook een Belgische bvba kwalificeert als een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Omdat de dga een aanmerkelijk belang heeft in de bvba moet zijn loon voor de Nederlandse loonbelasting
worden bepaald met toepassing van de fictiefloonregeling.