Een vergoeding die een werkgever voor extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst geeft aan een werknemer is onder voorwaarden belastingvrij. Dat is de kern van de zogenaamde 30%-regeling. Een van de voorwaarden voor de 30%-regeling
is dat de werknemer een ingekomen werknemer is, dat wil zeggen dat hij in het buitenland moet zijn geworven voor een dienstbetrekking in Nederland. Daarnaast moet de betreffende werknemer beschikken over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt
niet of schaars aanwezig is.
De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2008 overwogen dat een ingekomen werknemer iemand is die bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet in Nederland woont en niet in Nederland werkt. Wel is toegestaan dat de werknemer in Nederland werkzaamgheden heeft verricht
in het kader van opleiding of stage. Volgens Hof Amsterdam volgt uit dit arrest niet dat de periode waarin een werknemer tijdens stage of studie in Nederland heeft gewoond buiten aanmerking blijft bij de beoordeling of de werknemer uit het buitenland is aangeworven.
Het arrest van de Hoge Raad had betrekking op iemand die wel in Nederland werkzaam was, maar hier nog niet woonde. Het hof wees het beroep van iemand met de Duitse nationaliteit op toepassing van de 30%-regeling af. De betreffende werknemer was voor zijn studie
naar Nederland verhuisd en woonde daar op het moment van het aangaan van de dienstbetrekking. Daardoor voldeed hij niet aan de voorwaarden voor de 30%-regeling.