Twee van de drie vennoten in een maatschap waren gezamenlijk eigenaar van de bedrijfsgebouwen die door de maatschap werden gebruikt. De maatschap betaalde een jaarlijkse vergoeding aan de beide vennoten. Deze beide vennoten lieten een nieuwe woning bouwen.
De woning omvatte een werkkamer die voor de onderneming van de maatschap werd gebruikt. Er was geen huurovereenkomst opgesteld en de maatschap betaalde voor de kantoorruimte geen vergoeding. De maatschap claimde teruggaaf van de bij de bouw aan de vennoten
in de rekening gebrachte omzetbelasting. De teruggaaf werd geweigerd omdat het pand geen investeringsgoed van de maatschap was maar van twee van haar vennoten. Omdat de maatschap geen eigenaar was van het pand, kon zij het pand niet tot haar ondernemingsvermogen
rekenen en had zij geen recht op aftrek van omzetbelasting. De maatschap was ook geen afnemer van het pand, aangezien de facturen op naam van de beide vennoten waren gesteld.