Een van de maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 is de tijdelijke crisisheffing voor lonen boven € 150.000. Deze crisisheffing was aanvankelijk bedoeld als eenmalige heffing in 2013 over het loon van 2012. De crisisheffing was gegoten in de vorm van
een (pseudo) eindheffing met een tarief van 16%. De crisisheffing bleef beperkt tot inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking.
Een BV bestreed in een procedure de aan haar opgelegde crisisheffing. De BV deed in 2012 naast de betaling van het hoge reguliere loon een incidentele loonbetaling. Deze incidentele loonbetaling van ruim € 612.000 vond in februari 2012 plaats. Op dat moment
kon de BV nog niet op de hoogte zijn van een wettelijke bepaling die zou leiden tot een hogere belastingverplichting dan de reguliere loonheffing, omdat de crisisheffing op dat moment nog niet bestond of voorzienbaar was. Om die reden vond de rechtbank dat
de crisisheffing niet mocht worden toegepast over de incidentele loonbetaling van februari 2012.