De voor de betaling van loon geldende hoofdregel luidt: geen arbeid, geen loon. Er zijn uitzonderingen op de hoofdregel. Een van deze uitzonderingen is dat de werknemer recht op loon heeft als hij zijn werk niet heeft verricht door een oorzaak die voor rekening
van de werkgever komt. Een andere uitzondering is het recht op doorbetaling bij ziekte gedurende 104 weken. Deze laatste uitzondering geldt niet als de werknemer, hoewel hij daartoe in staat is, zonder goede reden weigert om passende arbeid te verrichten.
Een werknemer die op eigen initiatief als passend beoordeelde aangepaste werkzaamheden niet meer verrichtte, vorderde doorbetaling van loon. De kantonrechter moest beoordelen of de werknemer een deugdelijke grond had om de aangeboden arbeid te weigeren.
De werknemer was medisch gezien in staat om bepaalde werkzaamheden te verrichten, maar werkte niet omdat sprake was van een arbeidsconflict. In een vergelijkbare situatie heeft de Hoge Raad in 2008 het arrest Mak/SGBO gewezen. Uit dat arrest volgt dat de werknemer,
die zich beroept op een arbeidsconflict als reden om zijn werk niet te verrichten, met feiten en omstandigheden moet komen die tot het oordeel kunnen leiden dat van hem redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten.
De werknemer in deze procedure heeft niet aangevoerd dat en waarom, gelet op bepaalde arbeidsomstandigheden, van hem niet verglangd kon worden dat hij de passende werkzaamheden zou verrichten. De werknemer heeft de gestelde situatieve arbeidsongeschiktheid
niet gekoppeld aan arbeidsomstandigheden, maar aan een als vervelend ervaren consult bij de bedrijfsarts. Dat is geen reden om de passende werkzaamheden niet te verrichten. De werknemer had zich moeten realiseren dat het besluit om deze werkzaamheden niet
meer uit te voeren consequenties zou kunnen hebben voor de loondoorbetaling. De kantonrechter heeft de vordering tot uitbetaling van loon afgewezen.