De staatssecretaris van Financiën heeft het gewijzigde wetsvoorstel ter verlaging van de maximale opbouw- en premiepercentages en de maximering van het pensioengevend inkomen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het oorspronkelijke wetsvoorstel is in de Eerste
Kamer dermate kritisch ontvangen dat het kabinet heeft besloten de behandeling daarvan aan te houden. Het gewijzigde wetsvoorstel is het uitvloeisel van overleg met de fracties van D66, ChristenUnie en de SGP. De staatssecretaris verzoekt de Tweede Kamer om
het gewijzigde wetsvoorstel met spoed te behandelen.
Het wetsvoorstel omvat een aanpassing van de opbouw- en premiepercentages voor de pensioenopbouw, de maximering van het pensioengevend inkomen op een bedrag van € 100.000 en de invoering van een spaarfaciliteit voor inkomens daarboven in de vorm van een
netto lijfrente. Voor een pensioenregeling op basis van middelloon gaat een maximaal opbouwpercentage per dienstjaar gelden van 1,875%. Voor een pensioenregeling op basis van het eindloon wordt dit 1,657%. De pensioenregelingen op basis van beschikbare premie
worden op gelijke wijze aangepast. Ook de opbouwmogelijkheden voor partner- en wezenpensioen worden beperkt. Om ook over het deel van het inkomen dat uitgaat boven een bedrag van € 100.000 een oudedagsvoorziening op te kunnen bouwen komt er de mogelijkheid
om op vrijwillige basis een netto lijfrenteverzekering te sluiten. Het wordt mogelijk om als groep een zogenaamde collectiviteitskorting te regelen bij de verzekeraar. De opbouw van deze aanvullende oudedagsvoorziening is vergelijkbaar met een jaarlijkse pensioenopbouw
van 1,875% van het gemiddelde arbeidsinkomen. De premie is niet aftrekbaar, maar de waarde van de netto lijfrente is vrijgesteld in box 3, terwijl de uitkeringen niet worden belast in box 1.
In lijn met de hiervoor genoemde wijziging van de pensioenwetgeving worden ook de toevoeging aan de oudedagsreserve en de mogelijkheden om via lijfrente een aanvullende voorziening te treffen aangepast. De toevoeging aan de oudedagsreserve bedraagt volgens
het herziene wetsvoorstel 9,8% van de winst met een maximum van € 8.640. De aftrekbare premie voor een lijfrente bedraagt volgens het herziene wetsvoorstel maximaal 15,5% van de premiegrondslag.