De hoogte van een AOW-uitkering is afhankelijk van de woonsituatie van de uitkeringsgerechtigde. Samenwonenden ontvangen een lagere uitkering dan alleenstaanden. Het onderscheid tussen samenwonend of alleenstaand is niet altijd eenvoudig vast te stellen.
In een procedure was in geschil of een kamerbewoner op commerciële basis in de woning van de uitkeringsgerechtigde woonde.
Bij de eerdere aanvraag voor een Anw-uitkering was de conclusie van een ingesteld onderzoek dat er een commerciële relatie bestond tussen de uitkeringsgerechtigde en de kamerbewoner. Na de aanvraag van een AOW-uitkering volgde een nieuw onderzoek naar de
woon- en leefsituatie van de betrokkenen. De conclusie van dat onderzoek was dat de betrokkenen een gezamenlijke huishouding voerden.
Voor de AOW wordt een ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert als gehuwd aangemerkt. Personen voeren een gezamenlijke huishouding wanneer zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij voor
elkaar zorgen door het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of anderszins.
In dit geval leidden de volgende omstandigheden tot de constatering van een gezamenlijke huishouding. De kamerbewoner mocht gebruik maken van alle faciliteiten van de woning. De uitkeringsgerechtigde betaalde de vaste lasten en kookte en deed de was voor beiden.
Verder aten de betrokkenen gezamenlijk, deden zij gezamenlijk boodschappen met de auto van de kamerbewoner en deed de kamerbewoner klusjes in en rond het huis. Daarmee was geen sprake van een zuiver zakelijke kostgangersrelatie.