Wanneer een ondernemer geld uit zijn onderneming gebruikt voor doeleinden die niet vallen binnen de normale uitoefening van zijn onderneming, behoort dat geld niet meer tot zijn ondernemingsvermogen. De daarmee behaalde resultaten hebben dus geen invloed
op de winst uit de onderneming. Er geldt een uitzondering voor de belegging van tijdelijk overtollige liquide middelen, mits dat zodanig gebeurt dat de belegde middelen tijdig in de onderneming beschikbaar zullen zijn. Dat betekent dat risicovolle beleggingen
zijn uitgesloten.
Hof Amsterdam beantwoordde de vraag in een procedure of de handel in opties tot de normale uitoefening van een onderneming behoorde ontkennend. De hoofdactiviteiten bestonden uit interim-management en consultancy op financieel en administratief gebied. Vervolgens
onderzocht het hof of het ging om de belegging van tijdelijk overtollige middelen. Gezien de financieringsstructuur van de onderneming waren de in opties gestoken bedragen niet tijdelijk overtollig. Er waren geen geplande investeringen of bedrijfsuitgaven
waarvoor extra liquide middelen moesten worden aangehouden. Daarnaast ging het om risicovolle beleggingen. Het hof was daarom van oordeel dat de (negatieve) resultaten uit de handel in opties geen invloed hadden op het resultaat van de onderneming.