Voor de onroerende zaakbelasting is van belang of een zaak een woning is of een andere onroerende zaak (een niet-woning) is. Daarvoor geldt een 70%-criterium. Wanneer meer dan 70% van de WOZ-waarde van een onroerende zaak kan worden toegerekend aan delen
die dienen als woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, is sprake van een woning.
In een procedure over de aanslag OZB voor een woonzorgcentrum stelde Hof Arnhem vast dat niet voldaan was aan het 70%-criterium. Het woonzorgcentrum diende dus niet in hoofdzaak als woning. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de OZB wordt de waarde
van de delen van de onroerende zaak die voor meer dan 70% als woning dienen buiten beschouwing gelaten. Het is mogelijk dat op die manier meer dan 70% van de totale waarde buiten de heffingsmaatstaf blijft. Dat komt omdat voor de bepaling van de maatstaf van
heffing ook verkeersruimten zoals gangen, hallen, liften en trappenhuizen en gezamenlijk gebruikte ruimten, zoals eetzalen en recreatieruimten als voor bewoning bestemd worden gezien. Dat heeft niet tot gevolg dat dan sprake is van een woning.