Een ondernemer die zich bezig hield met de verkoop van mobiele telefoons en telefoonabonnementen betaalde zogenaamde cashbacks (contante kortingen) aan nieuwe abonnees. Deze betalingen verwerkte hij als inkopen, waarover hij omzetbelasting berekende die
hij op de verschuldigde omzetbelasting in mindering bracht. De Belastingdienst legde in verband hiermee naheffingsaanslagen omzetbelasting op aan de ondernemer. Hof Den Haag was van oordeel dat terecht de bewijslast was omgekeerd in die zin dat de ondernemer
moest bewijzen dat en in hoeverre de naheffingsaanslagen niet juist waren. Volgens het hof was de door de Belastingdienst gehanteerde schatting van de na te heffen omzetbelasting niet redelijk. Het hof maakte zelf een schatting van de verschuldigde omzetbelasting.
Daarbij maakte het hof gebruik van een in de bezwaarfase door de inspecteur gedaan compromisvoorstel. De correctie van de in verband met de cashbacks in mindering gebrachte omzetbelasting zat niet in de schatting van het hof. Toch had de inspecteur deze correctie
ter zitting gemotiveerd verdedigd. Volgens de Hoge Raad is zonder nadere motivering onbegrijpelijk dat deze correctie kennelijk moest vervallen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof daarom vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. Dat hof moet
zich naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie EU van januari 2014 ook buigen over de vraag of de ondernemer de omzetbelasting ter zake van de cashbacks terecht in mindering heeft gebracht op de vergoeding.