Volgens de Hoge Raad kan een huurrecht, dat voor de uitoefening van een onderneming wordt gebruikt, ondernemingsvermogen vormen. Een huurrecht is een vermogensrecht en daarmee een goed in de zin van het Burgerlijk Wetboek en de Wet IB 2001.
Wordt een huurrecht als ondernemingsvermogen aangemerkt, dan komt de huur ten laste van de winst. Gaat het om een huurrecht van een woning die ook privé wordt gebruikt, dan moet een forfaitair bepaald bedrag voor het privégebruik bij de winst worden geteld.
De Hoge Raad kwam tot deze uitspraak in een procedure van een ondernemer die in een huurhuis woont. De ondernemer gebruikt een ruimte in de woning voor zijn onderneming. Omdat de woning geen eigendom is van de ondernemer kan de woning zelf niet als ondernemingsvermogen
worden aangemerkt. Het huurrecht van de woning kan wel als ondernemingsvermogen worden aangemerkt, omdat voldaan is aan de eis dat het voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dat betekent dat de huur volledig ten laste van de winst van de ondernemer kan
worden gebracht. Daarna vindt een correctie van de aftrek plaats door een bijtelling voor het privégebruik.
Voor de kosten van een werkkamer in de woning van een ondernemer geldt een aftrekbeperking. Deze aftrekbeperking is echter niet van toepassing als de woning waarvan de kamer deel uitmaakt tot het ondernemingsvermogen behoort. Volgens de Hoge Raad moet een
tot het ondernemingsvermogen behorend huurrecht van een woning worden gezien als een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. Aan de aftrekbeperking wordt hier dus niet toegekomen. De Hoge Raad gaat ervan uit dat dit wordt gecompenseerd door de forfaitaire
bijtelling voor het privégebruik van de woning bij de winst.