De middelingsregeling in de inkomstenbelasting is bedoeld als tegemoetkoming voor het progressienadeel dat kan ontstaan bij sterk wisselende inkomens. Als het inkomen per jaar sterk wisselt, kan de progressie in het tarief tot gevolg hebben dat per saldo
meer belasting wordt betaald dan wanneer de inkomens gelijkmatig zouden zijn verdeeld over de jaren. De regeling werkt als volgt. De inkomens van box 1 van drie aaneengesloten kalenderjaren worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door drie. Vervolgens wordt
over dit gemiddelde inkomen per jaar de belasting berekend. Het verschil tussen de geheven en de herrekende belasting wordt teruggegeven voor zover het groter is dan € 545. De premies volksverzekeringen worden wel meegenomen in de berekening, maar niet teruggegeven.
Een middelingsteruggaaf heeft alleen betrekking op de belasting. Doordat de premies in de berekening worden betrokken kan het voorkomen dat ondanks een lagere herrekende inkomstenbelasting er geen middelingsteruggaaf volgt door de invloed van de herrekende
premies volksverzekeringen.
De wetgever was niet verplicht om een regeling als de middelingsregeling in te voeren. Dat houdt ook in dat het hanteren van een drempel voor de toepassing daarvan op zichzelf toelaatbaar is. Het is ook niet onredelijk om bij de bepaling van deze drempel
rekening te houden met de herrekende premies volksverzekeringen, gezien de onderlinge verwevenheid van de premie- en belastingheffing. Volgens de Hoge Raad doorstaat de wijze waarop bij middeling rekening wordt gehouden met de herrekende premies volksverzekeringen
de toets aan het eigendomsgrondrecht en aan het gelijkheidsbeginsel.