De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de wijzigingen op pensioengebied beantwoord. Het gaat om de wijzigingen die ingaan op 1 januari 2015. Pensioenregelingen moeten per die datum worden aangepast aan de pensioenmaximering op € 100.000
en de verlaging van de opbouw. Als de nieuwe pensioenregeling nog vóór 1 januari 2015 aan de Belastingdienst wordt voorgelegd, geldt de glijclausule van de Wet op de Loonbelasting 1964 voor wijzigingen die in moeten gaan per 1 januari 2015. Deze glijclausule
houdt in dat de pensioenregeling kan worden ingevoerd en na afstemming met de inspecteur van de Belastingdienst de pensioenregeling waar nodig met terugwerkende kracht kan worden aangepast. Door de wettelijke glijclausule is de pensioenregeling tussen invoering
en eventuele aanpassing met terugwerkende kracht niet fiscaal onzuiver. Deze glijclausule geldt niet als de pensioenregeling na 1 januari 2015 wordt voorgelegd. De pensioenmaximering op € 100.000 geldt per dienstbetrekking op fulltime basis. Een werknemer
die € 50.000 verdient in een dienstbetrekking met deeltijdfactor 0,5 en € 60.000 in een dienstbetrekking met deeltijdfactor 0,6 (in totaal € 110.000) bouwt in totaal pensioen op over € 110.000. Is het fulltime salaris hoger dan € 100.000, dan vindt ook bij
deeltijdwerk een beperking van de opbouw plaats door vermenigvuldiging van de deeltijdfactor met het geldende maximum van € 100.000.
Wanneer de pensioenregeling niet op tijd is aangepast en bijvoorbeeld pensioen over een hoger loon dan € 100.000 bevat of uitgaat van te hoge opbouwpercentages, wordt de pensioentoezegging per 1 januari 2015 onzuiver. Dit heeft tot gevolg dat de volledige
pensioenaanspraak in de heffing van loonbelasting wordt betrokken. Bovendien is dan revisierente van 20% verschuldigd.