Een inwoner van België had inkomen uit Nederland. Op grond van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting mocht Nederland alleen belasting heffen over zijn winst uit onderneming. Belastingheffing over zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering was aan België
toegewezen. Dat gold ook voor de inkomsten uit de in België gelegen eigen woning. Deze persoon maakte gebruik van de mogelijkheid die de Wet IB 2001 aan buitenlandse belastingplichtigen geeft om te kiezen voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige.
Die keuze heeft niet tot gevolg dat de verdeling van het heffingsrecht zoals die in een belastingverdrag is opgenomen niet meer van toepassing is. Wel wordt het zogenaamde wereldinkomen als uitgangspunt genomen voor het berekenen van het gemiddelde tarief
waartegen het Nederlandse inkomen in de heffing wordt betrokken.
Hof Den Bosch was van oordeel dat Nederland in deze casus in strijd met het belastingverdrag met België inkomstenbelasting had berekend over de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat oordeel is echter niet juist. Volgens de Hoge Raad moest bij de berekening
van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting over de arbeidsongeschiktheidsuitkering rekening worden gehouden met het saldo van de inkomsten uit eigen woning. De vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt berekend met toepassing van
een breuk, waarvan de teller wordt bepaald door de niet of tegen een beperkt tarief in Nederland te belasten bestanddelen van het inkomen uit werk en woning. Tot dat gezamenlijke bedrag behoort ook het eigenwoningsaldo.