Koerswinst op dividendvordering

Bron: Hof Amsterdam | 04-05-2017

De voordelen die een vennootschap behaalt uit een deelneming zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting door de werking van de deelnemingsvrijstelling. Dividend is een voordeel dat uit hoofde van een deelneming wordt ontvangen. Een koersresultaat dat wordt
behaald met een dividendvordering op een deelneming is geen vrijgesteld deelnemingsvoordeel, maar vormt belastbare winst.

Een in Nederland gevestigde bv had een belang van bijna 100% in een in Kazachstan gevestigde vennootschap. De algemene vergadering van aandeelhouders van de Kazachse vennootschap besloot op 22 april 2010 om dividend uit te keren. De Nederlandse vennootschap
nam een dividendvordering op haar balans op van ruim € 47 miljoen. De vordering bestond uit het bruto dividendbedrag verminderd met 5% bronheffing. Op 20 mei 2010 werd besloten om het te betalen dividend te verrekenen met een schuld in Amerikaanse dollars
van de Nederlandse vennootschap aan de Kazachse vennootschap. Het restant van het dividend ad € 1,35 miljoen werd op 21 mei per bank betaald. De vennootschap behaalde door het tijdsverloop tussen de dividenduitkering en de verrekening een koerswinst van €
4,8 miljoen. De vraag was of het koersresultaat onderdeel was van de belastbare winst over het jaar 2010 of onder de deelnemingsvrijstelling viel. De Nederlandse vennootschap stelde zich op het standpunt dat de dividendvordering direct was verrekend met haar
schuld. Daardoor zou alleen de koerswinst die over het niet verrekende deel van de dividendvordering was gerealiseerd belast zijn. Uitgaande van het subsidiaire standpunt dat de dividendvordering pas op 20 mei 2010 is ontstaan en direct is verrekend, zou er
geen belaste koerswinst zijn gerealiseerd.

De rechtbank leidde uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders af, dat het dividend op 22 april 2010 is gedeclareerd en betaalbaar is gesteld. Op die datum is de dividendvordering ontstaan. In de notulen was vastgelegd dat het uit te betalen
dividend zou worden voldaan door verrekening met schulden, maar de wijze van verrekening is later vastgelegd in een afzonderlijke overeenkomst. Deze verrekening heeft volgens de rechtbank niet eerder dan op 20 mei 2010 plaatsgevonden. In de overeenkomst was
vastgelegd dat verrekening zou plaatsvinden tegen de op de datum van ondertekening geldende wisselkoersen. Volgens de overeenkomst zijn de schulden over en weer afgewikkeld vanaf het moment van ondertekening. Volgens de rechtbank was het bedrag van de koerswinst
van € 4,8 miljoen belast. In hoger beroep heeft Hof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank bevestigd.