De werkgever is verplicht om tijdens ziekte van een werknemer diens loon door te betalen. Houdt de werkgever zich niet aan die verplichting, dan kan de werknemer een vordering in stellen bij de rechter. Volgens de wet moet de rechter de vordering afwijzen
als de werknemer zijn vordering niet onderbouwd met een verklaring van een deskundige waaruit blijkt dat hij niet in staat is om zijn werk te verrichten. Dat geldt overigens niet als de werkgever de ziekte niet betwist of als het overleggen van de verklaring
in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
Een werknemer vroeg aan het UWV om een deskundigenverklaring in verband met een vordering tot doorbetaling van zijn loon bij ziekte. Het UWV weigerde deze verklaring omdat het dienstverband van de werknemer was geëindigd en hem een ziektewetuitkering was
toegekend. Vanwege het ontbreken van de deskundigenverklaring wees de kantonrechter de loonvordering af. Volgens de wet hoeft echter een loonvordering niet ondersteund te worden met een deskundigenverklaring van het UWV als het overleggen van die verklaring
in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
In een arrest uit 2013 heeft de Hoge Raad in een dergelijke situatie geoordeeld dat de verplichting om een deskundigenoordeel van het UWV bij een loonvordering te voegen bedoeld is om de rechtspositie van de werknemer te versterken. Een onafhankelijk deskundigenoordeel
kan dienen als onderbouwing van de stelling van de werknemer dat hij ziek is en dat geen sprake is van werkweigering. De rechter moet niet te snel een vordering afwijzen als een deskundigenverklaring van het UWV ontbreekt. Op basis van andere medische informatie
kan de werknemer zijn ziekte onderbouwen.