Gemeenten zijn verplicht om de huisvesting van onderwijsinstellingen te financieren. Zowel de gemeente als de onderwijsinstelling kan eigenaar van het schoolgebouw zijn. Omdat de omzetbelasting een flinke kostenpost kan vormen, wordt vaak gezocht naar wegen
om zo mogelijk omzetbelasting te besparen.
Een gemeente heeft een aantal nieuwe schoolgebouwen laten bouwen en een aantal scholen laten verbouwen. Zowel de nieuwbouw als de verbouw gebeurde in opdracht en voor rekening van de gemeente. Voor de verbouwingen werd aan de scholen een vergoeding in rekening
gebracht die lager lag dan de kosten die de gemeente daarvoor had gemaakt. De nieuwbouwscholen werden verkocht en geleverd aan een stichting die de scholen verhuurde aan de onderwijsinstellingen. De onderwijsinstellingen betaalden de huur voor vijf jaar vooruit.
De vooruit ontvangen huur was ongeveer gelijk aan de door de stichting te betalen koopsom. Verkoop aan de stichting gebeurde voor een prijs die beduidend lager was dan de totale investering. Over de verkoopprijzen werd omzetbelasting afgedragen door de gemeente.
De Belastingdienst legde naheffingsaanslagen op met als grondslag het verschil tussen de stichtingskosten van de scholen en de verkoopprijzen. De verbouwingen werden zonder tussengeschoven stichting aan de instellingen geleverd.
Hof Arnhem was van oordeel dat de bouw- en verbouwactiviteiten economische activiteiten waren die de gemeente als ondernemer had verricht. Wel was in het geval van de nieuwbouw sprake van misbruik van recht. Volgens het hof had de gemeente daardoor geen
recht op aftrek van voorbelasting. Door het tussenschuiven van de stichting en het leveren van de scholen had de gemeente op gekunstelde wijze bereikt dat zij een substantieel bedrag aan omzetbelasting in aftrek heeft kunnen brengen.
Volgens de Hoge Raad is het toegestaan dat de gemeente en het bevoegd gezag van de school een vergoeding overeenkomen met betrekking tot de overdracht van een schoolgebouw, mits de gemeente ten minste de kosten draagt van de huisvesting van de school volgens
de normen van de wet. Een dergelijke overdracht vormt geen misbruik van recht, ook niet als de overdrachtsprijs lager is dan de kostprijs van de nieuwbouwschool en ook niet als de school is overgedragen aan een stichting die aan de onderwijsinstelling is gelieerd.
Het hof heeft zijn oordeel ofwel gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting ofwel onvoldoende gemotiveerd.
Met betrekking tot de verbouw van scholen oordeelde het hof dat er geen sprake was van misbruik van recht. Dat betekende dat de gemeente recht had op aftrek van voorbelasting. Het hof verminderde de opgelegde naheffingsaanslagen. Het tegen dat oordeel ingestelde
beroep in cassatie van de staatssecretaris heeft de Hoge Raad afgewezen. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof dat de gemeente met de verbouwingen economische activiteiten heeft verricht en als ondernemer is opgetreden.
De Hoge Raad heeft de procedure verwezen naar Hof Den Bosch voor verdere behandeling.