Het Hof van Justitie EU heeft eerder dit jaar in reactie op prejudiciële vragen van Hof Amsterdam geoordeeld dat het Nederlandse regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting op onderdelen tekort schiet. De vragen van Hof Amsterdam betroffen
de onmogelijkheid om een fiscale eenheid te vormen tussen een moedermaatschappij en een kleindochtermaatschappij wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij in het buitenland is gevestigd. Het Hof van Justitie EU is van oordeel dat ook een fiscale eenheid
tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen mogelijk moet zijn als de moedermaatschappij in het buitenland is gevestigd. Hof Amsterdam heeft in een drietal uitspraken aansluiting gezocht bij het oordeel van het Hof van Justitie EU.
De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten dat hij geen beroep in cassatie zal instellen tegen de uitspraak van hof Amsterdam. In de eerste helft van 2015 komt hij met een wetsvoorstel om het regime van de fiscale eenheid aan te passen.
Vooruitlopend daarop komt de staatssecretaris op korte termijn een beleidsbesluit waarin zal worden goedgekeurd dat de Belastingdienst verzoeken om vorming van een fiscale eenheid in hiervoor genoemde situaties honoreert. De aanpassingen van de fiscale eenheid
blijven beperkt tot de andere lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.