Een bank verstrekte in 2004 een financiering aan een BV voor de aankoop van een deelneming. De dga was hoofdelijk aansprakelijk. Hij verstrekte een tweede hypotheek op zijn woning als zekerheid aan de bank. Nadat in de loop van 2006 achterstanden ontstonden
in de betaling van rente en aflossing, betaalde de dga in 2007 tegen finale kwijting een bedrag van € 160.000 aan de bank. De dga financierde deze betaling met een lening in privé. De kosten van deze geldlening en de afwaardering van de regresvordering op
de BV wilde de dga in 2007 ten laste van zijn inkomen brengen. De rekening-courantvordering van de dga omvatte ook enkele andere betalingen die de dga voor de BV had gedaan. Omdat de BV niet in staat was tot terugbetaling, wilde de dga ook de rekening-courantvordering
ten laste van zijn inkomen afboeken.
Volgens Hof Leeuwarden was geen sprake van een onzakelijke lening, aangezien de oorspronkelijke geldlening was aangegaan met een onafhankelijke derde. Het niet opstellen van een overeenkomst van borgtocht tussen de dga en de BV en het niet bedingen van een
vergoeding voor de door hem verstrekte zekerheden, maakten de lening van de bank niet onzakelijk. Daarom was ook de regresvordering van de dga op de BV niet onzakelijk.
Het verschil tussen de betaling aan de bank ad € 160.000 en de waarde van de regresvordering op de BV kon de dga ten laste van zijn inkomen in box 1 brengen. Ook de financieringskosten kwamen ten laste van het inkomen. Dat gold niet voor de vordering in
rekening-courant omdat, gelet op de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de BV, ten tijde van het doen van de betalingen al duidelijk was dat de BV niet tot terugbetaling in staat was.