De Hoge Raad heeft zich in een reeks arresten uitgelaten over de toepassing van de herinvesteringsreserve en de bepaling in de Wet op de Vennootschapsbelasting die handel in BV’s met een herinvesteringsreserve moet voorkomen. Deze laatste bepaling houdt
in dat een bestaande herinvesteringsreserve vrijvalt ten gunste van de winst wanneer het belang in de BV wijzigt. In dat kader kan het moment van herinvestering van belang zijn.
Een van deze arresten heeft betrekking op het moment van herinvestering. Op een namiddag werd om 16.50 uur een koopovereenkomst voor een onroerende zaak getekend. De koper was een BV met een herinvesteringsreserve. Volgens de koopovereenkomst bleef de verkochte
zaak voor risico van de verkoper tot aan de juridische levering. Om 17.04 uur werden de aandelen in de BV verkocht aan de verkoper van de onroerende zaak. Weer drie minuten later vond de levering van de onroerende zaak plaats.
Volgens Hof Arnhem had de BV geherinvesteerd voordat het belang in de BV was gewijzigd. Bepalend vond het hof het aangaan van verplichtingen door de BV. Het moment waarop het risico overgaat of activering van het nieuwe bedrijfsmiddel kan plaatsvinden is
volgens het hof niet relevant. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof. Het is in overeenstemming met goed koopmansgebruik om de aanschaffingskosten van een bedrijfsmiddel te activeren vanaf het tijdstip waarop verplichtingen met betrekking tot de aanschaf
zijn aangegaan.