Loon is het totaal van alle voordelen die een werknemer uit zijn dienstbetrekking geniet. Daaronder vallen ook voordelen die de werknemer heeft kunnen behalen omdat zijn dienstbetrekking hem daartoe in staat stelde. Dat kunnen ook voordelen zijn die niet
door de werkgever maar door derden aan de werknemer worden betaald.
De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag loonbelasting op aan een BV. De naheffingsaanslag had betrekking op de kosten van de verbouwing van de woning van een werknemer. Deze kosten waren voor rekening van het concern waartoe de BV behoorde gekomen.
In totaal ging het om een bedrag van € 1,7 miljoen. In de procedure die de BV aanspande was de vraag of er voldoende causaal verband bestond met de dienstbetrekking van de werknemer. De werkgever bestreed dat de werknemer een voordeel had gehad. Zo al sprake
was van een voordeel vond dit volgens de werkgever zijn oorsprong niet in de dienstbetrekking. Bij aanvang van de dienstbetrekking was de werknemer voorgehouden dat hij voor 25% medeaandeelhouder zou worden. Die toezegging werd nooit nagekomen. In plaats daarvan
werd in een zogenaamde samenwerkingsovereenkomst het uitzicht geboden op een gerechtigdheid tot 25% van de winst van de werkgever. Volgens de werkgever vond het voordeel zijn oorsprong in die overeenkomst.
Hof Amsterdam was van oordeel dat er een gezagsrelatie had bestaan tussen de werkgever en de werknemer omdat de enige aandeelhouder van de werkgever in werkelijkheid de dienst uitmaakte en de werknemer ondanks zijn status als formeel bestuurder niet zonder
toestemming van de aandeelhouder beslissingen kon nemen. De werknemer had in de samenwerking niets anders ingebracht dan zijn arbeid. Volgens het hof moest de samenwerkingsovereenkomst worden geplaatst in de context van de dienstbetrekking met de werkgever.
Het door de werknemer genoten voordeel, bestaande uit het niet hoeven betalen van de verbouwing van zijn woonhuis, was daarom netto loon uit dienstbetrekking. Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen was de inspecteur ervan uitgegaan dat de werkgever de
loonbelasting voor zijn rekening heeft genomen en heeft afgezien van verhaal op de werknemer. Volgens het hof heeft de inspecteur terecht het genoten voordeel gebruteerd en de naheffingsaanslag over het gebruteerde loon berekend.