De Wet op de Vennootschapsbelasting kent een vrijstelling voor pensioenlichamen. Dat zijn lichamen die als doel hebben de verzorging van werknemers bij invaliditeit en ouderdom en de verzorging van hun nagelaten betrekkingen op grond van een pensioenregeling.
De werkzaamheden van het lichaam moeten overeenstemmen met de doelomschrijving. Verder geldt dat de winst, behoudens een uitkering van maximaal 5% per jaar, moet worden aangewend ten bate van de verzekerden, een ander vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk
belang.
De vrijstelling is niet van toepassing op een BV die een deel van de werkzaamheden verrichtte die horen bij de uitvoering van een pensioenregeling. Het ging om kernactiviteiten van pensioenuitvoering, maar het enkele verrichten van een of meer kernactiviteiten
van pensioenuitvoering is niet aan te merken als “de verzorging van werknemers etc.” De BV had zelf geen verplichtingen jegens de deelnemers aan de pensioenregeling. Het pensioenvermogen en de pensioenverplichtingen zelf waren niet ondergebracht in de BV maar
in de stichting die de certificaten van aandelen in de BV hield.