Uitgangspunt van het Nederlandse het huwelijksvermogensrecht is de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Wie niet van tevoren huwelijkse voorwaarden laat opmaken om de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk afwijkend te regelen, trouwt in
gemeenschap van goederen. Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel ingediend ter modernisering van het huwelijksvermogensrecht. De strekking van dat wetsvoorstel is dat een beperkte gemeenschap van goederen de nieuwe standaard van het huwelijksvermogensrecht
wordt. Die beperkte gemeenschap omvat het vermogen dat door beide echtelieden gedurende het huwelijk wordt opgebouwd. Het vermogen waarover de beide partners voor het huwelijk beschikken, en giften en erfenissen die een van hen tijdens het huwelijk ontvangt,
blijven privévermogen. Wanneer een van de echtgenoten voor het huwelijk een onderneming is begonnen, valt dat vermogen dus buiten de gemeenschap. Winst en verlies van de onderneming gedurende de huwelijkse periode vallen dan weer wel in de gemeenschap voor
zover dat maatschappelijk als redelijk wordt beschouwd. Dat geldt ook voor een onderneming die voor rekening van een rechtspersoon of een personenvennootschap wordt gedreven als de echtgenoot kan bepalen dat winsten van de onderneming hem ten goede komen.
Het wetsvoorstel bedoelt aan te sluiten bij de veranderde sociale werkelijkheid en bij de wensen van een eerderheid van de bevolking. Het bestaande bewijsvermoeden dat goederen aan de gemeenschap toewijst voor zover het tegendeel niet is bewezen, blijft bestaan.
Wanneer de echtgenoten geen administratie van hun goederen c.q. van hun privévermogens bijhouden, vallen goederen in de gemeenschap. Dat geldt ook voor voorhuwelijks vermogen.
Het wetsvoorstel bevat verder een regeling voor het verhaal van privéschuldeisers op gemeenschapsgoederen. Dat verhaal is beperkt tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. De andere helft komt aan de andere echtgenoot toe en valt vervolgens
buiten de gemeenschap. De andere echtgenoot heeft het recht om het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde.
Ook de interne draagplicht voor schulden bij ontbinding van de gemeenschap wordt aangepast. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de schulden van de gemeenschap niet voldaan kunnen worden uit de opbrengst van de bezittingen van de gemeenschap,
komen de schulden voor rekening van de echtgenoot van wiens zijde zij in de gemeenschap zijn gevallen, tenzij de aard van de schulden tot een andere draagplicht leidt.